2

Oplossingen bedenken en uitproberen

In iedere les staat dus een probleem of een vraagstuk centraal, waar de kinderen een oplossing voor moeten vinden of een antwoord op moeten geven. In deze fase stimuleert u de kinderen om na te denken over het probleem en praat u met de kinderen over verschillende oplossingen. Wanneer u daarbij alleen zou vertellen ‘hoe het moet’, is er weinig kans dat de kinderen daarover ook zelf iets zullen zeggen. Waarschijnlijk knikken ze tijdens de les braaf ‘ja’, terwijl ze daarna bij andere lessen of op de speelplaats alles weer vergeten lijken te zijn.

Daarom is het zo  belangrijk dat u de kinderen tijdens de lessen stimuleert tot zélf nadenken over het probleem dat of de vraagstelling die centraal staat in de les, of over wat zij zouden doen als zij hetzelfde zouden meemaken.

Om het u gemakkelijk te maken hebben we in de lessen helder beschreven wat uw instructie aan kinderen is en welke vragen u kunt stellen om het probleem te bespreken. Gaandeweg krijgen de kinderen met elkaar zicht op het probleem, ontdekken ze welke oplossingen voorhanden zijn en kunnen ze hun eigen antwoorden geven. Dit betekent niet dat kinderen zomaar elke oplossing kunnen kiezen. Natuurlijk zijn er goede en minder goede oplossingen. Doordat u informatie geeft en er met elkaar over praat, kom je samen tot de oplossingen die het beste bij het probleem passen. Als leerkracht ondersteunt u dit proces en stimuleert u het contact en de interactie tussen kinderen.

Natuurlijk kunt u zelf ook oplossingen inbrengen, bijvoorbeeld oplossingen waar de kinderen in eerste instantie niet aan hebben gedacht. De kunst is om dit echter pas in een later stadium te doen. Op de speelplaats zullen ze zich de uitkomsten van uw les namelijk beter herinneren als ze de oplossingen zelf bedacht hebben.

Lees verder: Terugblik >>>

<<< Terug